Deel 4: Vermogensplanning en inbreng van schenkingen

In België had de hervorming van het burgerlijk erf- en schenkingsrecht tot doel het systeem van erfopvolging in het Burgerlijk Wetboek uit 1804 te moderniseren. Deze hervorming, waarvan de beginselen van toepassing zijn sinds 1 september 2018, heeft een aanzienlijke impact gehad op de inbreng van schenkingen en schulden.

Een belangrijk principe dat voortvloeit uit de bovengenoemde hervorming is ongetwijfeld de wijziging van het zogenaamde “erfdeel” en het “beschikbare gedeelte” van iemands nalatenschap.

Met betrekking tot schenkingen in het bijzonder stelt artikel 4.145 van het Burgerlijk Wetboek de reserve voor kinderen vast op de helft van de totale nalatenschap zoals bedoeld in artikel 4.153 van het Burgerlijk Wetboek, in de volgende woorden: “De giften mogen de helft van de rekenboedel bedoeld in artikel 4.153 niet overschrijden, indien de beschikker bij zijn overlijden één of meer kinderen, of afstammelingen van deze kinderen, die bij plaatsvervulling komen, achterlaat”.

Het is daarom gemakkelijk om te concluderen dat elke nalatenschap in twee gelijke delen kan worden verdeeld: het erfdeel voor de kinderen (ongeacht het aantal nakomelingen) en het beschikbare gedeelte. Dit heeft een impact op eventuele giften, die dan in mindering worden gebracht, ofwel:

  • op het beschikbare gedeelte: dit wordt een “schenking buiten erfdeel” genoemd

ofwel

  • op het erfdeel: dit staat bekend als een gift als “voorschot op erfenis”.

 

Elke erfgenaam die de nalatenschap aanvaardt, moet de successierechten betalen op de activa die onderworpen zijn aan de inbreng, en in waarde (op datum van de schenking, de geïndexeerde waarde). Het is dus heel goed mogelijk voor een schenker om de begunstigde van de schenking formeel vrij te stellen van enige inbreng aan de nalatenschap. In de regel komt het voorwerp van de schenking dan uit het beschikbare gedeelte van de nalatenschap van de schenker. Als dit niet het geval is, kan een vordering tot vermindering worden ingesteld door een erfgenaam die recht heeft op voorbehoud en wiens erfrechten zijn geschaad.

De significante veranderingen in de inbreng van schenkingen kunnen als volgt worden samengevat:

  • De inbreng van een schenking is gebaseerd op de waarde van de geschonken activa op de dag van de schenking, na indexatie aan de consumentenprijsindex.
  • De inbreng is uitgedrukt in waarde.
  • De inbreng wordt uitgevoerd, ofwel “door minder te nemen”, ofwel “door een bedrag aan de nalatenschap te betalen”.

 

Deze nieuwe ontwikkelingen kunnen een aantal problemen creëren betreffende de planning van financiële activa. De waarde van effecten kan schommelen tussen de datum van de schenking en het moment waarop de schenking wordt ingebracht, d.w.z. het overlijden van de schenker (openvallen van de nalatenschap = moment van inbreng).

 

Schenkingen en levensverzekeringen

Elke schenking, uitgevoerd door middel van een beding voor derden in een levensverzekeringscontract, wordt verondersteld “inbrengbaar” te zijn aan de nalatenschap (art. 188 van de wet van 04/04/2014), terwijl de situatie vóór de hervorming het tegenovergestelde was: de schenking werd verondersteld uitgevoerd te zijn met vrijstelling van inbreng. Deze nieuwe principes zijn van toepassing op de begunstigingsclausules die zijn opgesteld of gewijzigd op of na 1 september 2018.

 

Praktisch geval

Meneer en mevrouw hebben 4 kinderen, twee “goede” kinderen en twee “slechte” kinderen. Het vermogen van meneer en mevrouw bedraagt in totaal 800.000 euro, dus een erfdeel van 100.000 euro per kind. In ieder geval zouden de “goede” kinderen moeten worden bevoordeeld en zouden de “slechte” kinderen hoogstens het equivalent van hun erfdeel moeten ontvangen.

Het is raadzaam voor meneer en mevrouw om meerdere verzekeringscontracten af te sluiten op naam van elk van de betrokken kinderen, gefinancierd door schenkingen van roerende goederen, elk met een onvervreemdbaarheidsclausule (met een impact op de inbrengbare waarde). In de contracten op naam van de “slechte” kinderen zal niet worden bepaald dat de betaling van de premie een schenking buiten erfdeel is.

 

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat, ondanks de prestatie van de contracten, elk van de kinderen het door de ouders gewenste deel krijgt? Zijn de contracten en het burgerlijk recht op zich voldoende?

 

JA – In de begunstigingsclausules van de contracten voor de “slechte” kinderen zal er een uitdrukkelijke verplichting zijn om een deel van de opbrengst aan de “goede” kinderen te betalen, zodat eventuele onverwachte meerwaarden op hun contracten deze laatste zullen verplichten om het hele contract te betalen, zodat het kan worden gedeeld met de twee “goede” kinderen. Bij het openvallen van de nalatenschap zouden we dus de volgende situatie kunnen hebben :

  • Contracten “goede” kinderen: 300.000 euro per stuk (slechte prestatie)
  • Contracten “slechte” kinderen: 200.000 euro per stuk (hebben goed gepresteerd)
  • Totaal vermogen: 1.000.000 euro

 

Conclusie

De bedoeling van de ouders was om ervoor te zorgen dat de “goede” kinderen werden bevoordeeld ten opzichte van de “slechte” kinderen en om het deel van die laatsten te beperken tot hun erfdeel van 125.000 euro elk. De “slechte” kinderen zullen de contracten inbrengen wanneer de nalatenschap wordt geopend, elk voor 200.000 euro. De “goede” kinderen zullen er ook recht op hebben, hoewel ze niet verplicht zullen zijn om ze te delen als de erfdelen van de anderen niet zijn aangetast.

 

Wenst u meer te weten over de voordelen van een Luxemburgse levensverzekering?

 

Nicolas Milos
Meester in de Rechten, Extern adviseur van OneLife, gespecialiseerd in vermogensplanning

Deel 3 : Schenking van een levensverzekeringscontract – belang van de begunstigingsclausule

Het opstellen van de begunstigingsclausule van een levensverzekeringscontract is van groot belang om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de vermogens- en erfenisdoelstellingen van cliënten. Dit is des te meer het geval wanneer het contract is onderworpen aan een schenking.

1. Het Waalse en Brusselse Gewest stemmen zich af op het Vlaamse Gewest

Artikel 8 van het Wetboek der Successierechten* (hierna “W.Succ.”) heeft betrekking op de fiscale behandeling van levensverzekeringscontracten op het vlak van schenkings- en successierechten. In dit opzicht hebben zowel de Brusselse ordonnantie van 6 juli 2022 als het Waalse decreet van 22 december 2021 belangrijke wijzigingen aangebracht in de fiscale behandeling van levensverzekeringen.

* zie artikel 2.7.1.0.6. VCF van toepassing in Vlaanderen

Er is een opmerkelijke verandering met betrekking tot de verticale successieplanning (in het bijzonder ten gunste van de tweede generatie), die een duidelijke impact heeft op elke “schenking” van een levensverzekeringscontract (artikel 8, lid 7-8 van het Wetboek der Successierechten – W.Succ.).

 

2. Relevante wetgeving betreffende schenkingen en verzekeringen

Dit deel van artikel 8 van het W.Succ lijkt erop te wijzen dat in het kader van een schenking van een levensverzekeringscontract aan de begunstigde van deze laatste, de transactie voortaan ter registratie moet worden voorgelegd en dat de registratierechten die zijn vastgesteld voor schenkingen van roerende goederen moeten worden betaald om de heffingsgrondslag voor de successierechten bij overlijden van de schenker te kunnen verlagen.

Als voorbeeld nemen we een klassiek contract met de volgende structuur bij de intekening:

Om de toepassing van successierechten te vermijden op het bedrag in de levensverzekering dat ten hoofde van het kind werd geïnvesteerd, worden de rechten op het contract geschonken. Het kind wordt vervolgens de contracthouder, wat suggereert dat de polis niet langer deel uitmaakt van het vermogen van de schenkende ouder maar van het kind, waardoor de toepassing van successierechten op dit vermogen wordt vermeden.

Om dit als een schenking te erkennen, eist de wetgever nu dat er rechten werden betaald op de transactie. Kortom, de wet moedigt de betaling van schenkingsrechten sterk aan om de schenking van het verzekeringscontract te erkennen. Men zou dus kunnen denken dat het niet langer mogelijk is om een levensverzekering “onrechtstreeks” weg te schenken, dit wil zeggen de toepassing van schenkingsrechten te vermijden op voorwaarde dat een fiscale latentieperiode wordt nageleefd (3 jaar in het Brusselse en Vlaamse Gewest, en 5 jaar in het Waalse Gewest). Uit de formulering van de wet kan ook worden besloten dat een eventuele meerwaarde op het contract, tussen het moment van schenking en het overlijden van de schenker, dan automatisch aanleiding zou geven tot de toepassing van successierechten, aangezien dit deel van het contract nooit het voorwerp is geweest van de betaling van verlaagde registratierechten voorzien voor schenkingen van effecten.

 

Als een contract bijvoorbeeld EUR 100.000,00 waard is op het moment van de schenking en er 3% belasting werd betaald op de schenkingstransactie en dit contract, nog steeds belegd, een waarde vertegenwoordigt van EUR 120.000,00 op het moment van overlijden van de schenker, zal de totale basis van EUR 120.000,00 enkel worden verminderd met het bedrag dat wordt gebruikt om schenkingsrecht toe te passen, d.w.z. EUR 100.000,00. Het resterende bedrag van EUR 20.000,00, blijft dus onderworpen aan successierechten. Bijgevolg blijft EUR 20.000,00, het restant, onderworpen aan successierechten.

3. Alternatieven ?

Het is echter mogelijk om deze belasting van de “meerwaarde op het contract” te vermijden en de mogelijkheid te bieden om een indirecte schenking van een levensverzekeringscontract uit te voeren, in het bijzonder door rekening te houden met het feit dat de wet, voor de toepassing ervan, de aanwezigheid vereist van een beding ten behoeve van een derde opgenomen in een levensverzekeringscontract. Met andere woorden, een beding voor een derde veronderstelt een “nominatieve aanwijzing”.

+ overdracht van alle rechten op het contract (“schenking”), al dan niet geregistreerd

Bij gebrek aan een nominatieve aanwijzing in de begunstigingsclausule van het levensverzekeringscontract voorafgaand aan een “schenking van het levensverzekeringscontract”, is het niet mogelijk om artikel 8 W.Succ. toe te passen en de betaling van schenkingsrechten te eisen om de schenking van het levensverzekeringscontract te erkennen. Bijgevolg dient elke nominatieve aanwijzing in de begunstigingsclausule van het levensverzekeringscontract worden vermeden, bijvoorbeeld door de clausule inhoudsloos te maken en in plaats daarvan (bijvoorbeeld) “nihil” te vermelden.

Conclusie

Om volledige flexibiliteit te bewaren op gebied van vermogensplanning op een contract met gezamenlijke intekening wordt het sterk aanbevolen om het contract niet te “blokkeren” door een nominatieve aanwijzing. Door geen begunstigde te benoemen, kan de ouder-eigenaar een (eventueel gecontroleerde) schenking doen van alle rechten met betrekking tot het contract aan een specifieke persoon, waardoor uiteindelijk (ongeacht of de schenking van het contract al dan niet werd geregistreerd) alle successierechten op elke “meerwaarde” (d.w.z. lees “toename van de netto afkoopwaarde van het contract tussen het moment van de schenking en het overlijden van de schenker”) die het contract kan hebben wanneer de nalatenschap van de schenker wordt geopend, worden vermeden.

Deze administratieve verrichting zorgt ervoor dat de flexibiliteit op het gebied van vermogensplanning behouden blijft, terwijl er tegelijkertijd rechtszekerheid wordt geboden op de uiteindelijke fiscale behandeling die zal worden toegepast op de bedragen die in het levensverzekeringscontract werden geïnvesteerd.

 

Wilt u meer weten over hoe u uw vermogen kunt structureren met behulp van een levensverzekering?

– Ontdek of herontdek het artikel “Eigendomssplitsing en levensverzekeringen – nieuwe mogelijkheden?“. Eigendomssplitsing is inderdaad een essentiële vermogensplanningstechniek in België.

Neem contact op met onze teams

 

Nicolas Milos 
Meester in de Rechten, Externe adviseur van OneLife, gespecialiseerd in vermogensplanning

 

Nieuw Deens-Frans akkoord omtrent dubbele belasting!

Bent u een inwoner van Denemarken? Hebt u zin om naar Frankrijk te verhuizen als u met pensioen bent? Hoe zit dat dan met uw pensioen? Hoe kunt u er optimaal van genieten terwijl u in het buitenland verblijft?

Het eerste dat u moet weten is een Deens woord dat u heel vaak zult horen/lezen: “SKAT”.
Dit woord heeft 3 verschillende betekenissen in het Deens:
Liefje

Schat

Belastingen

Het is uiteraard de laatste betekenis die ons interesseert: belastingen. De Deense belastingdienst noemde haar website zelfs www.skat.dk.

Weet u dat het inkomstentarief in Denemarken, afhankelijk van uw pensioenbetalingen (bedragen) op “Ratepensions” (annuïteiten pensioenen) tussen ongeveer 40% en 52% varieert?

Vóór 2008 bestond er een akkoord om dubbele belasting te voorkomen, zodat Deense gepensioneerden die naar Frankrijk verhuisden en in Frankrijk verbleven, enkel in Frankrijk belastingen betaalden, die lager waren dan de Deense belastingen.

In 2008 annuleerde de Deense belastingdienst dit akkoord. Dat betekende concreet dat wanneer een Deense gepensioneerde naar Frankrijk verhuist/verhuisde vanaf 2008 in beide landen op zijn/haar pensioengeld belast wordt/werd: in Frankrijk én in Denemarken! (dubbele belasting). Het spreekt voor zich dat de Deense gepensioneerden ietwat geremd waren om naar Frankrijk te verhuizen…

Wat nu?

In augustus 2018 startten Frankrijk en Denemarken met de onderhandelingen rond een nieuw fiscaal akkoord om dubbele belasting te voorkomen.

Het resultaat was een overeenkomst in april 2019, waardoor Deense pensioenen enkel nog in Denemarken worden belast. De Deense belastingdienst zou in haar berekening van de Deense belasting ook rekening houden met de in Frankrijk betaalde belasting. De voorwaarden zijn dat de persoon/belastingbetaler in Frankrijk woont en als Franse fiscaal ingezetene wordt beschouwd.

Het nieuwe akkoord rond dubbele belasting zal wellicht op 1 januari 2021 van kracht worden.

Het is eigenlijk een compromis tussen de slechtste fiscale situatie die nu bestaat en de gunstigere die vóór 2008 van toepassing was…

Verhuizen of niet verhuizen naar Frankrijk…?

Betekent dit dat er geen fiscaal voordeel meer bestaat als u als Deen naar Frankrijk verhuist? En wat als u nog steeds van de Zuid-Franse zon wilt genieten als u met pensioen bent? En als u kinderen en zelfs kleinkinderen hebt, wilt u hen dan iets nalaten? Een samenvatting om het maximum uit uw pensioen te halen?

Wel, er is wel een aantrekkelijke oplossing, er zijn er zelfs 2…

De eerste is al uw pensioenen via OneLife naar slechts één Luxemburgse bankrekening overbrengen.

De tweede is een Luxemburgs levensverzekeringscontract met OneLife.

Luxemburg…? U denkt misschien: “Wat heeft Luxemburg te maken met Denemarken en Frankrijk?”
Luxemburg is leider in grensoverschrijdende oplossingen in Europa. Het is ook een veilige beleggingsomgeving, dankzij de “Veiligheidsdriehoek” die uw activa beschermt. En dit alles in volledige transparantie en volgens de regels.

OneLife is de enige dienstverlener die al uw Deense pensioenen naar een enkele Luxemburgse bankrekening kan overzetten:

Lijkt uw situatie op deze?

… Wat als het er in de toekomst zo zou kunnen uitzien?

Bedenk even welke voordelen u zou genieten!

En dan hebben we het nog niet over de optie om, als u andere activa hebt naast uw pensioenen,  ze allemaal te bundelen in een levensverzekeringscontract met 1 depothoudende bank en 1 vermogensbeheerder van uw keuze die een beleggingsstrategie volgt! Een oplossing die flexibel is en inspeelt op uw behoeften wanneer u geld nodig hebt en die als u wilt toelaat dat uw familie ervan kan genieten.

Met de oplossingen van OneLife bent u (en uw familie) in goede handen.

Graag meer weten? Contacteer ons!

 Torben Maj – Managing Director of ELPS –  European Life – and Pension Services TM Agent for OneLife 

 

Bronnen

https://www.skm.dk/aktuelt/presse/pressemeddelelser/2019/april/ny-dansk-fransk-dbo-vil-gavne-danske-virksomheder-og-pensionister-i-frankrig

https://europa.eu/youreurope/citizens/work/taxes/double-taxation/faq/index_en.htm

https://skat.dk

 

Nieuwe fiscale wetten goedgekeurd door Fins parlement

In april keurde het parlement de Finse Wet Inkomensbelastingen goed, wat de belasting van levensverzekeringen en kapitalisatiecontracten vanaf 1 januari 2020 zal veranderen.

Vanaf het volgende fiscale jaar zal de opbrengst van verzekeringsproducten in geval van afkoop proportioneel worden belast. Daarenboven zal het mogelijk zijn om eventuel verliezen af te trekken wanneer het contract beëindigd wordt, waarbij het totale verlies wordt vergeleken met de premies die werden betaald op het moment dat het contract eindigt of volledig wordt afgekocht. Verliezen van gedeeltelijke afkopen zijn echter niet fiscaal aftrekbaar.

De fiscale verandering ligt volledig in lijn met het verslag van de werkgroep die het Ministerie van Financiën aanstelde om de harmonisatie van de belasting van verschillende beleggingsproducten te onderzoeken. Het verslag van de werkgroep werd in mei gepubliceerd en algemeen werd gehoopt dat de nieuwe wet de aanslepende onzekerheid zou wegwerken.

In de bewoordingen van de wet blijft er echter nog steeds ruimte voor onzekerheid en interpretatie, vooral met betrekking tot artikel 35 b van de wet. In dit artikel werd ernaar gestreefd de zogenoemde “artificiële verzekeringsstructuren” een halt toe te roepen, maar het heeft meer vragen dan antwoorden gecreëerd. Vanaf volgend jaar zullen verzekeringnemers, als ze de fiscale voordelen van hun verzekeringsoplossingen willen behouden, niet langer overeenkomsten mogen afsluiten met derden. Dit betekent dat alle activabeheer en adviserende overeenkomsten uitsluitend mogen afgesloten worden tussen de verzekeraar en de derde partij in kwestie. Indien de verzekeringnemer een invloed wenst uit te oefenen op de beleggingsbeslissingen van zijn verzekeringsportefeuille, dan kan dat, maar dan moeten de opdrachten aan de verzekeraar worden gegeven, en niet aan de beheerder.

De sector van vermogensbeheer, alsook binnenlandse en buitenlandse verzekeringsmaatschappijen, moeten hun procedures en documenten stroomlijnen om ze af te stemmen op de nieuwe wetten en voorschriften in Finland. Bij OneLife zijn wij reeds begonnen met het aftasten van de vereiste wijzigingen, omdat we er voor willen zorgen dat we onze Finse cliënten nu en in de toekomst oplossingen kunnen bieden die beantwoorden aan de wettelijke regels.

Indien u vragen hebt in dit verband, neem dan zeker contact met ons op.

 

  Tarja Valkeinen
Country Manager – Finland

 

Het beding van aanwas volgens VLABEL

Het beding van aanwas wordt in het juridische jargon gedefinieerd als een commutatieve kansovereenkomst en ten bezwarende titel. In de overeenkomst worden minstens twee personen verondersteld, waaruit de mogelijkheid voor de langstlevende voortvloeit om iets te verwerven onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de medecontractant. In de rechtsleer wordt hoofdzakelijk vermeld dat het aanwasbeding op een symmetrische dubbele opschortende voorwaarde berust.

De reden daarvoor is eenvoudig: elke partij van de overeenkomst draagt aan de medecontractant zijn onverdeelde rechten in een (roerend of onroerend) goed over onder de opschortende voorwaarde van zijn/haar eerder overlijden.[1] Wanneer een vooraf bepaalde gebeurtenis zich voltrekt (in het kader van deze bijdrage hebben we het over overlijden) gaat het deel van een van de personen in onverdeeldheid (die eerder overleden is) van rechtswege over naar de andere.[2] De kansen van winst en verlies van elk van de personen in onverdeeldheid hangt af van een toekomstige en onzekere gebeurtenis, waar de partijen geen vat op hebben.[3] Deze onzekerheid heeft niet te maken met het overlijden van de medecontractanten (zijnde een toekomstige en zekere gebeurtenis is), maar wel in de chronologie van de volgorde van het overlijden van de personen in onverdeeldheid.

Het is belangrijk op te merken dat het aanwasbeding logischerwijze veronderstelt dat er eerder een onverdeeldheid bestond, namelijk in de vorm van onverdeelde goederen die werden verworven door echtgenoten volgens scheiding van goederen.[4] Via dit criterium worden we voor de toepassing op de levensverzekering uiteraard naar een gezamenlijke intekening gestuurd.

Ter herinnering: een gezamenlijke intekening op een levensverzekeringscontract veronderstelt een onverdeeldheid die tussen de verschillende verzekeringnemers van hetzelfde levensverzekeringscontract wordt gecreëerd. De persoonlijke rechten uit het contract (die gekoppeld worden aan de kwalificatie als “verzekeringnemer” van het levensverzekeringscontract), nl. het afkooprecht, het recht van wijziging van de begunstigingsclausule, het recht op arbitrages,[5] worden namelijk gezamenlijk door de medeverzekeringnemers uitgeoefend. Dit aanwasbeding is autonoom ten opzichte van de juridische praktijk waarop het wordt geënt. Het kan bijgevolg bijvoorbeeld ook uitgevoerd worden op een tijdstip dat later valt dan de afsluiting van een levensverzekeringscontract.

1. Juridische voorwaarden voor de geldigheid van een aanwasbeding

Zoals hierboven vermeld is het aanwas beding een commutatieve en willekeurige overeenkomst ten bezwarende titel. We kunnen hier bijgevolg de geldigheidsvoorwaarden van dit beding uit afleiden.

  • Overeenkomst ten bezwarende titel: artikel 1106 van het Burgerlijk Wetboek stelt: “Het contract onder bezwarende titel is dat waarbij aan elke partij de verplichting wordt opgelegd om iets te geven of te doen.”[6] We kunnen dus besluiten dat elk van de partijen een wederzijdse “kans” krijgt om iets (het onverdeelde deel van de andere) te ontvangen. De kwalificatie van contract onder bezwarende titel is belangrijk, omdat zo wordt vermeden dat de kwalificatie van gift wordt toegekend (die dan potentieel onderworpen zou worden aan aangifte en vermindering wanneer een successie wordt geopend).
  • Willekeurige overeenkomst: het willekeurige en commutatieve karakter van de overeenkomst wordt geïnterpreteerd als een soort gelijkheid van kansen, voor elk van de partijen, om zich te verrijken. De voorwaarden voor verlies of winst in dit soort “kansspel” moeten dus voor elk van de partijen equivalent zijn. Bijgevolg wordt verondersteld:
    • Dat de inbreng van elk van de partijen equivalent moet zijn
    • Dat de kansen op overleving van elk van de partijen equivalent moeten zijn.

Hoe zit het in geval van economisch onevenwicht tussen de investeringen van de partijen? Er wordt van uitgegaan dat een dergelijk onevenwicht geen rol speelt in de onderliggende onzekerheid van een aanwasovereenkomst, op voorwaarde dat de partijen van bij de start equivalente kansen hebben. Dit wordt geïnterpreteerd in het kader van de feitelijke omstandigheden en houdt bijgevolg een compensatie in. Is dit te overwegen? Er moet een onderscheid gemaakt worden naargelang het betreffende gewest.

  • In het Brusselse en Waalse Gewest is deze compensatie zeker te overwegen. De rechtspraak, die ter zake soepel is, lijkt dit toe te staan.[7]
  • In het Vlaamse Gewest vermeldt VLABEL in een standpunt van 8 januari 2018 dat de levensverwachting en de eigen inbreng begrippen zijn die niet kunnen gecompenseerd worden. Aangezien dit een discutabel standpunt is, is het veiliger dit te respecteren om eventuele geschillen te vermijden.[8] Indien de cliënt in VLAANDEREN tegen dit standpunt in wil gaan, moet dit element geanalyseerd worden en moet informatie ingewonnen worden van een gespecialiseerde, externe adviseur.

2. Fiscaliteit van het aanwasbeding – versie VLABEL

Het Vlaamse Gewest (Vlaamse Belastingdienst of VLABEL), dat sinds 1 januari 2015 bevoegd is op het vlak van successierecht en bepaalde registratierechten, spreekt zich uit over de bepaling, controle en inning of de terugbetaling van successie- en registratierechten. Het criterium dat beslissend is voor de bevoegdheid van VLABEL is de vestiging van het fiscale domicilie van inwoners in het Vlaamse Gewest ongeacht de fiscale residentie van de betrokken belastingplichtige, een onroerend goed.

De vraag die ons in dit stadium vooral interesseert, is of er al dan niet Vlaamse successierechten worden toegepast in het kader van een levensverzekering waarop gezamenlijk werd ingetekend (formule langstlevende) met een aanwas van de rechten van de overlevende verzekeringnemer (van het deel van de rechten van de eerder overleden verzekeringnemer) op het moment van het eerste overlijden. In diverse beslissingen erkende VLABEL expliciet dat het aanwasbeding een efficiënt instrument blijkt te zijn in het kader van de successie-optimalisatie, en bevestigt daarbij het niet-belastbare karakter van een aanwas die betrekking heeft op de rechten die verband houden met een levensverzekeringscontract.[9] VLABEL houdt er echter niet dezelfde mening op na als het gaat om de bedragen die als tegenprestatie voor deze rechten aan de overlevende verzekeringnemer worden toegekend, nl. zodra er een verzekeringsprestatie tot stand komt (afkoop of vereffening van de overeenkomst). Het is dus belangrijk stil te staan bij de basis voor dit standpunt van VLABEL: het onderscheid tussen de rechten die uit het levensverzekeringscontract (ten bezwarende titel) worden ontvangen en de bedragen die vereist zijn voor de uitoefening van deze rechten (uitoefening van het recht van afkoop dat gratis zou zijn). Het is hier dat het probleem ontstaat. De rechtsleer betwist dit onderscheid overigens overwegend, dat als artificieel wordt beschouwd. Als we de wet letterlijk toepassen, zou er in deze situatie geen enkele belasting mogen geheven worden, op voorwaarde dat het aanwasbeding geldig is.

VLABEL heeft tal van beslissingen genomen, die elkaar soms tegenspreken. Een officiële schriftelijke bevestiging ter zake zou wenselijk zijn. Dit zou een einde maken aan alle eventuele controverse.

Voor meer informatie over dit onderwerp, aarzel niet om contact op te nemen met onze experts.

Nicolas MILOS – Senior Wealth Planner

 

 

               

[1] Zie de bijdragen ter zake van M. VAN MOLLE, D. MICHIELS, F. WERDEFROY of nog H. CASMAN.

[2] H. CASMAN, Notarieel Familierecht, Gent, Mys & Breesch, 1991, p. 183.

[3] Artikel 1104 en 1164 van het Burgerlijk Wetboek.

[4] E. DE WILDE D’ESTMAEL, “Annexe 2 – Clauses d’accroissement, de réversion et de rapport dans le cadre des donations de valeurs mobilières”, in Les droits de succession et les droits de donation, Brussel, Larcier, 2014, p. 240.

[5] Artikel 169 en volgende van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, B.S. 30/04/2014.

[6] Artikel 1106 van het Burgerlijk Wetboek, van kracht op 13/09/1807.

[7] Antwerpen, 10/02/1988, T. Not., 1989, p. 320, Rev. Not. b., p. 437; Civ. Turnhout, 7/01/2005, C.A.B.G., 2006, p. 60.

[8] VLABEL, Standpunt nr. 17044.

[9] Zie met name de voorafgaandelijke beslissing BB 17046 van 19 februari 2018.

Interview met de nieuwe CCO van OneLife

Romain Chevalier, de nieuwe CCO van OneLife werd geïnterviewd door Bogdan Kowal van Club Patrimoine.

Club Patrimoine  is een Frans sociaal netwerk voor mensen die zich beroepsmatig bezighouden met het patrimonium.

Romain Chevalier stelt er OneLife voor en heeft het over de overname door APICIL in januari 2019, maar ook over de lopende projecten en nieuwigheden.

Er wordt tevens gepraat over de plaats van de Luxemburgse levensverzekering op de Franse markt, de verschillende oplossingen die OneLife voor patrimoniumbeheer kan bieden, en over de troeven ervan.

Bekijk het interview voor meer informatie.

 

Investeer in het leven!

Diversificatie. Aanpassing op maat. Flexibiliteit.

Een Luxemburgse levensverzekering biedt een overvloed aan mogelijkheden als het om beleggingen gaat. Beleggers kunnen kiezen uit een brede waaier van externe fondsen die door enkele van de beste fondsenhuizen ter wereld beheerd worden. En voor een meer persoonlijke aanpak bieden interne fondsen ook toegang tot gespecialiseerde oplossingen. Gecombineerd binnen de veiligheid en flexibiliteit van een levensverzekeringscontract.

Lees meer over hoe beleggingen uw vermogen kunnen optimaliseren!

Bekijk onze video

 

Focus op: de levensverzekering als zekerheidsstelling

De volgende mensen hebben allemaal één ding gemeen.

Weet u welk?

  • De heer MARTIN, een ervaren Franse ondernemer, die via zijn bedrijf heeft ingetekend op een kapitalisatieovereenkomst, wenst een banklening voor zijn bedrijf te krijgen;
  • De heer en mevrouw PEETERS, een gelukkig Belgisch gepensioneerd echtpaar dat een levensverzekering voor hun kinderen heeft afgesloten, willen een krediet krijgen om hun droomhuis te kopen zonder hun levensverzekering op te geven;
  • De heer LARSSON, een Zweedse arts die een levensverzekering voor zijn vrouw en kinderen heeft afgesloten om te genieten van de ongeëvenaarde bescherming van de Luxemburgse levensverzekeringen van OneLife, wil een van zijn kinderen de garantie van zijn contract geven, zodat deze laatste een appartement kan kopen;

Zoals u ongetwijfeld al heeft geraden, willen al deze mensen hun levensverzekerings- of kapitalisatieovereenkomst als waarborg aanwenden voor een banklening of andere lening, voor zichzelf, hun bedrijf of een familielid!

Dus waarom en hoe kunt u uw levensverzekering als waarborg aanwenden?

Is het mogelijk om de onderliggende activa van de overeenkomst als waarborg aan te wenden of moet men zich neerleggen bij het afkopen van de overeenkomst om aan hun doelstellingen te voldoen?

Hoe kunt u uw levensverzekerings- of kapitalisatieovereenkomst als waarborg gebruiken?

In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat het door de veiligheidsdriehoek niet mogelijk is om eender welke waarborg te stellen op de activa die aan de levensverzekeringsovereenkomst ten grondslag liggen. Een waarborg kan alleen extern zijn ten opzichte van de onderliggende activa van de overeenkomst, d.w.z. zij kan alleen van toepassing zijn op de overeenkomst zelf (in dat geval is een aanhangsel bij de overeenkomst vereist) of op de vordering van de verzekeringnemer op de verzekeringsmaatschappij (in dat geval is geen aanhangsel bij de overeenkomst vereist).

De activa die in de Luxemburgse levensverzekerings- of kapitalisatieovereenkomst zijn gedeponeerd, zijn beschermd door de veiligheidsdriehoek, waardoor deze activa specifiek worden gescheiden van de andere activa van de verzekeringsmaatschappij. Krachtens artikel 3 van de tripartiete bewaarnemingsovereenkomst tussen de verzekeraar, de depothoudende bank en het Luxemburgse Commissariat Aux Assurances mogen de bank en de verzekeraar enkel privileges of waarborgen aanvaarden wanneer het Superprivilege van de verzekeringnemers niet op de onderliggende activa worden toegepast! Hier!

Uittreksel uit artikel 3 van de door het Luxemburgse Commissariaat Aux Assurances opgestelde model voor bewaarnemingsovereenkomst:

“de uitgevoerde deponeringen […] moeten duidelijk gescheiden zijn van de overige verplichtingen en activa van de deposant bij de kredietinstelling […] en mogen niet met deze laatstgenoemden worden verrekend. Zij mogen niet onderworpen zijn aan andere privileges en waarborgen dan die van artikel 118 van de wet [het Superprivilege].

De kredietinstelling neemt nota van deze scheiding en het verbod op verrekening en doet hierbij afstand van eventuele andersluidende bepalingen in haar algemene voorwaarden of andere contractuele documentatie tussen de kredietinstelling en de deposant. “

Het is dus alleen mogelijk om een waarborg te stellen op het “hogere” niveau, d.w.z. op het niveau van de overeenkomst of de schuldvordering van de verzekeringnemer:

De aanvaardbare methoden voor de zekerheidsstelling zijn dus:

  • de afstand van rechten
  • de aanwijzing van een begunstigde
  • de verpanding van een verzekeringsovereenkomst
  • de overdracht van een levensverzekeringsovereenkomst

1. De afstand van rechten op de levensverzekerings- of kapitalisatieovereenkomst

Dit wordt vaak gebruikt in België en is voorzien in artikelen 183 en 184 van de Wet van 4 april 2014 op de Verzekeringen:

Art.  183. De uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende rechten kunnen geheel of gedeeltelijk door de verzekeringnemer worden overgedragen. Dit recht van afstand kan noch door zijn echtgenoot/echtgenote, noch door zijn schuldeisers worden uitgeoefend.

In geval van aanvaarding van het voordeel is de uitoefening van het recht op afstand afhankelijk van de toestemming van de begunstigde.

Vorm

Art.  184. De afstand van alle of een deel van de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten kan slechts geschieden door middel van een door de vervreemder, de verkrijger en de verzekeraar ondertekend aanhangsel.

De verzekeringnemer kan echter in de overeenkomst bepalen dat bij zijn overlijden zijn rechten geheel of gedeeltelijk worden overgedragen aan de daartoe aangewezen persoon.

Ook artikel 118 van de Luxemburgse wet op de verzekeringsovereenkomsten is geïnspireerd op het Belgische recht op dit gebied.

Het Franse recht voorziet wel in de afstand van rechten in artikel 1216 van het Franse burgerlijk wetboek, maar volgens het Franse recht is de afstand van rechten voor levensverzekeringsovereenkomsten verboden. Dit is echter wel mogelijk voor kapitalisatieovereenkomsten!

Het mechanisme voor de afstand van rechten is als volgt: de persoon die zijn rechten wil overdragen, de overdrager genoemd, kan de afstand van rechten aan een derde partij, de verkrijger genaamd, op drie verschillende wijzen verrichten, kosteloos (schenking) of tegen betaling (als tegenprestatie voor een dienst, zoals een banklening):

  1. De afstand van alle rechten op de verzekeringsovereenkomst en de overdracht van die overeenkomst aan de verkrijger, bijvoorbeeld zijn kinderen of als tegenprestatie voor een lening, de uitlenende bank.
  2. De afstand van alle rechten op de verzekeringsovereenkomst zonder de overdracht ervan
  3. Een eenvoudige gedeeltelijke afstand van rechten op de overeenkomst

De afstand van rechten op de overeenkomst kan geheel of gedeeltelijk zijn en kan specifiek betrekking hebben op:

  • het recht op arbitrages
  • het recht om een begunstigde aan te wijzen
  • het recht op afkoop
  • het recht op zekerheidsstelling
  • het recht op jaarlijkse of incidentele informatie

In geval van afstand van een recht aan meerdere personen, wordt het overgedragen recht door de rechtverkrijgenden gezamenlijk uitgeoefend.

Anderzijds leidt deze afstand van rechten tot het automatisch verlies van de eigendom van de overgedragen rechten door de cedent, wat voor sommige verzekeringnemers moeilijk te aanvaarden kan zijn. Ook in geval van aanvaarding door de begunstigde moet de aanvaardende begunstigde uitdrukkelijk instemmen met de afstand van de rechten.

In de praktijk is de afstand van gedeeltelijke of volledige rechten, met of zonder de overdracht van het houderschap van de overeenkomst, zeer gebruikelijk in België, maar amper of helemaal niet gangbaar in andere markten (zoals in Frankrijk bijvoorbeeld).

2. Aanwijzing van de begunstigde als zekerheid

Het is mogelijk om een derde partij in de verzekeringsovereenkomst aan te wijzen als eerste begunstigde van de verzekeringsovereenkomst, als zekerheid voor een schuld van de verzekeringnemer aan een bankinstelling of een andere derde partij.

Laten we een voorbeeld nemen om deze definitie te verduidelijken: De heer en mevrouw PEETERS willen graag een banklening krijgen om het hun droomhuis in Toscane te kopen. Aangezien het huis niet in het land van de bank is gelegen, wil de bank uiteraard een gedegen garantie naast de traditionele terugbetalingen waarin de leningovereenkomst voorziet.

De heer en mevrouw PEETERS benoemen daarom de bank als eerste begunstigde van de levensverzekering om de lening voor de aankoop van hun droomhuis te garanderen. De bank aanvaardt van haar kant het voordeel om haar positie en de schuldvordering ter garantie van de lening, veilig te stellen.

In de praktijk vereist deze zekerheidsstellingstechniek dat de verzekeringnemer de bank aanwijst als de aanvaardende begunstigde. Hierdoor ontdoet de verzekeringnemer zich van het recht om een nieuwe begunstigde aan te wijzen en verbindt hij zich ertoe om voor elke toekomstige transactie de instemming van de aanvaardende begunstigde te vragen.

3. De inpandgeving van de verzekeringsovereenkomst

Een andere mogelijkheid is om de verzekeringsovereenkomst als onderpand te geven. De verpanding is een vorm van pandrecht, d.w.z. een zakelijke zekerheidstelling op een roerend goed toegepast op een onlichamelijk roerend goed, zoals aandelen of een levensverzekeringsovereenkomst.

In het Franse recht verschilt dit van het onderpand die van toepassing is op roerende lichamelijke zaken (elk roerend goed dat een persoon in zijn/haar handen kan houden).

Verpanding is voorzien in artikel 2355 van het Franse burgerlijk wetboek en wordt gedefinieerd als een overeenkomst waarbij een schuldenaar een roerend goed aan zijn schuldeiser geeft om zijn schuld te waarborgen.

Een schuldenaar kan zijn levensverzekerings- of kapitalisatieovereenkomst dus verpanden, omdat het gaat om een onlichamelijk roerend goed (een overeenkomst dat een vordering van de verzekeringnemer op de verzekeringsmaatschappij vertegenwoordigt).

Zowel in Luxemburg als in België wordt de term pand gebruikt, maar het mechanisme is hetzelfde en er is een bijvoegsel vereist bij de verzekeringsovereenkomst dat door de verzekeraar, de verzekeringnemer en de bank is ondertekend.

De artikelen 116 en 117 van de Luxemburgse wet van 27 juli 1997 betreffende verzekeringsovereenkomsten bepalen dat de inpandgeving een persoonlijk en exclusief recht van de verzekeringnemer is. In geval van aanvaarding van het voordeel is echter de voorafgaande toestemming van de begunstigde vereist.

De bepalingen van de Luxemburgse wetgeving zijn trouwens geïnspireerd op de Belgische wetgeving, waarvan de artikelen 181 en 182 van de wet van 4 april 2014 bepalen:

Recht van inpandgeving

Art.  181. De uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende rechten kunnen in pand worden gegeven, en wel alleen door de verzekeringnemer, met uitsluiting van zijn echtgeno(o)t(e) en schuldeisers.

In geval van aanvaarding van de begunstiging is de inpandgeving afhankelijk gemaakt van de toestemming van de begunstigde.

Vorm

Art.  182. Inpandgeving van de rechten uit de overeenkomst kan alleen geschieden door middel van een bijvoegsel, getekend door de verzekeringnemer, de pandhoudende schuldeiser en de verzekeraar. “

Inpandgeving is een op zichzelf staande overeenkomst, maar het vereist een bijvoegsel bij de verzekeringsovereenkomst. Het recht dat van toepassing is op de verpanding is hetzelfde recht als dat van de levensverzekeringsovereenkomst. In de praktijk is verpanding een toelaatbare techniek, maar minder gebruikelijk dan de schuldoverdracht, omdat ze wordt beheerst door een specifieke regeling die wordt geregeld door het recht dat van toepassing is op verzekeringsovereenkomsten.

De verpanding kan dus minder flexibel en beschermend zijn voor zowel de verzekeringnemer als de bank, vooral ten opzichte van de schuldoverdracht (hieronder beschreven), wat de meest gebruikte zekerheidstechniek is. Volgens het recht dat van toepassing is op de levensverzekeringsovereenkomst zelf, volgt de verpanding immers het wettelijke, reglementaire en jurisprudentiële regime dat van toepassing is in het contractenrecht.

4. De schuldoverdracht

De term lijkt misschien onduidelijk voor de niet-ingewijden, maar schuldoverdracht is het middel bij uitstek om een levensverzekerings- of kapitalisatieovereenkomst te verpanden.

De verzekeringnemer heeft immers rechten op de ondertekende overeenkomst en met name het eerste van deze rechten is geen eigendomsrecht op de overeenkomst of de activa (in tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen), maar een vorderingsrecht, d.w.z. dat de verzekeringnemer het recht heeft op terugbetaling van de tegenwaarde van deze overeenkomst. De verzekeringsmaatschappij heeft dus als tegenprestatie een schuld ten aanzien van de verzekeringnemer en de schuldoverdracht handelt op het niveau van de schuldvordering van de verzekeringnemer en niet als verpanding op het niveau van het contract zelf.

Om de situatie van de verzekeringnemers en de verzekeringsmaatschappij na het afsluiten van een verzekeringsovereenkomst samen te vatten:

Het overdrachtsmechanisme is opgenomen in artikel 1275 van het Luxemburgse Burgerlijk Wetboek:

“De overdracht waarbij een schuldenaar aan de schuldeiser een andere schuldenaar geeft, die zich jegens de schuldeiser verbindt, verricht geen schuldvernieuwing, indien de schuldeiser niet uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij van plan was zijn schuldenaar die de overdracht heeft verricht, te ontheffen. “

Via het mechanisme van schuldoverdracht verplicht de verzekeringnemer de verzekeringsmaatschappij om de kredietgever (in de meeste gevallen de bank, maar niet altijd) terug te betalen indien hij niet terugbetaalt. De bank heeft dus een tweede schuldenaar in geval van verzuim van de hoofdschuldenaar.

Bovendien is het niet verplicht dat de schuldenaar en de overdrager (de verzekeringnemer) dezelfde personen zijn en het is volstrekt mogelijk dat iemand een schuldoverdracht uitvoert voor een schuld die door een andere persoon is aangegaan.

De heer MARTIN, ervaren Franse ondernemer, kan zich bijvoorbeeld heel goed voorstellen dat hij een schuldoverdracht uitvoert van zijn persoonlijke overeenkomst voor een schuld die door zijn bedrijf is aangegaan. De heer LARSSON kan een schuld overdragen ter garantie van de door zijn zoon aangegane schuld voor de aankoop van een appartement, zonder zijn contract op te geven.

Alleen in geval van niet-betaling door de zoon van de heer LARSSON of het bedrijf van de heer MARTIN kan de bank aan de verzekeringsmaatschappij – die in geen geval bezwaar kan maken vanwege de gesloten overdrachtsovereenkomst – verzoeken om de uitvoering van de overdracht en een gedeeltelijke (of volledige) afkoop, binnen de grenzen van de door de debiteur (d.w.z. het bedrijf van de heer MARTIN of de zoon van de heer LARSSON) verschuldigde bedragen en de waarde van de levensverzekeringsovereenkomst.

Bovendien vereist de overdracht geen bijvoegsel van de levensverzekeringsovereenkomst en het is zeer gebruikelijk om te kiezen voor een schuldoverdracht naar Luxemburgs recht, die alle bestaande en toekomstige schulden van een bepaalde debiteur kan dekken.

Ten slotte is het overdrachtsregime veruit het meest flexibele en in de praktijk het meest gangbare.

Zodra de schuld volledig is afgelost, meldt de bank of de andere kredietgever de kwijtschelding (opheffing) van de overdracht en krijgt de verzekeringnemer dus de rechten die door de overdracht werden beperkt, terug. Dus niet alleen de aanwijzing van een begunstigde en de verpanding, maar ook de schuldoverdracht leidt niet tot verlies van eigendom, in tegenstelling tot de afstand van rechten, waarvoor een afstand van rechten in tegengestelde zin vereist is voor een opheffing.

Elk van deze methoden voor inpandgeving heeft voor- en nadelen. We stellen echter vast dat de schuldoverdracht de meest flexibele regeling heeft en is aangepast aan een groot aantal situaties en dat dit niet leidt tot verlies van eigendom, maar tot een tijdelijke beperking van de rechten van de verzekeringnemer.

De tripartiete overdracht kan als volgt worden samengevat:

Wilt u er meer over weten? De experts van OneLife zijn er om u te helpen met uw vermogens- en successieplanning of die van uw klanten.

Neem gerust contact op met uw gebruikelijke OneLife-contactpersoon die u graag zal helpen.

 Jean-Nicolas GRANDHAYE, Corporate Counsel at OneLife 

FARAD Finance Forum 2019 – #FFF19

Fiscale en vermogensplanning was in de loop van 2018 een belangrijk onderwerp voor de Spaanse markt. De regering heeft namelijk een aantal fiscale maatregelen voorgesteld in de voorbegroting van 2019, maatregelen die een belangrijke impact hadden kunnen hebben op vermogende cliënten. Deze maatregelen omvatten bijvoorbeeld stijgingen in de marginale rentevoeten met betrekking tot de fiscaliteit op personeninkomsten en fiscaliteit op spaargeld, een stijging van de marginale rentevoet die van toepassing is op de vermogensbelasting en maatregelen die gericht zijn op agressieve fiscale praktijken met name vervat in het kader van de omzetting van de ATAD (Anti Tax Avoidance Directive). Bovendien leken de maatregelen die de regering voorstelde goed gekende instrumenten aan te vallen in de binnenlandse markt, die gebruikt worden als vehikel voor financiële of vastgoedbeleggingen voor vermogende cliënten en ervaren beleggers, zoals SICAV’s (investeringsbedrijven met variabel kapitaal) en SOCIMI’s (Sociedades Anónimas Cotizadas de Inversión Inmobiliaria – beursgenoteerde naamloze vennootschappen voor immobiliënbeleggingen).

Hoewel de huidige regering heeft gefaald in haar doelstelling om het budget voor 2019 goed te keuren, samen met de daarbij horende fiscale maatregelen, blijft het toch interessant om vragen te stellen over de politieke lijnen die in het kader van de fiscale aangelegenheden zouden kunnen goedgekeurd worden, als de politieke partijen die hun steun betuigen aan de huidige regering tijdens de verkiezingen van april 2019 een voldoende meerderheid verkrijgen in het parlement / de senaat.

 

In dat kader behoudt de levensverzekering haar aantrekkelijkheid als voorkeursinstrument, niet alleen voor Spaanse vermogende cliënten maar ook expats die naar Spanje verhuizen en hun patrimonium vanuit fiscaal standpunt willen organiseren met het oog op successie- en gezinsplanning die zowel wettelijk als fiscaal conform is.  

 

Met betrekking tot expats moeten we opmerken dat Spanje de voorbije jaren een aantrekkelijke rol heeft gespeeld voor vermogende cliënten uit Latijns-Amerika die met name op zoek waren naar een veilige omgeving voor zichzelf en hun gezinnen, in een land met een gelijkaardige cultuur als hun geboorteland. Ook in die context kan de levensverzekering een rol spelen voor de vermogensplanning, in die zin dat het een instrument is dat in Spanje volledig erkend wordt, maar ook in heel wat Latijns-Amerikaanse landen (Mexico, Colombia…).

 

Om meer te weten over dit onderwerp, kunt u om 15.00 uur tijdens het Farad Finance Forum op 19 maart 2019 naar onze expert Gonzalo García Pérez luisteren.

 

Voorwaarden en procedure

Uw activiteit als tussenpersoon breidt uit en u denkt eraan verzekeringsproducten van OneLife te verkopen buiten uw thuismarkt? Meer nog, om in te spelen op de behoeften van een steeds mobiele cliënteel, wilt u uitbreiden naar het buitenland? Welke mogelijkheden hebt u?

Dit weet u reeds:

De activiteit van de distributie van verzekeringen (vroeger verzekeringsbemiddeling) is een activiteit die sterk gereguleerd is. Elke verzekeringsmakelaar of -agent moet van de regulerende autoriteit een erkenning hebben voordat hij/zij zijn/haar activiteiten mag uitoefenen. Zodra hij/zij deze erkenning heeft, beschikt elke verzekeringsmakelaar over een Europees paspoort (sinds de derde richtlijn rond levensverzekeringen van 10 november 1992) op basis waarvan hij/zij in een andere lidstaat van de Europese Unie mag handelen, zonder dat hij/zij in deze Staat gevestigd is (principe van  vrije verlening van diensten). Dit betekent dat de makelaar geen vaste vestiging moet hebben om cliënten buiten de lidstaat waar hij/zij gevestigd is, te kunnen bedienen.

Het is ook dit stelsel van vrije verlening van diensten dat het voor OneLife mogelijk maakt om zijn Luxemburgse levensverzekeringen ter intekening aan te bieden in de Europese Unie.

Voor OneLife en voor verzekeringsmakelaars moeten er echter voorwaarden gerespecteerd worden voordat men in een andere staat van de Europese Economische Ruimte kan optreden.

 

Dit is wat u misschien nog niet weet:

De twee stelsels die het mogelijk maken om verzekeringen in het buitenland te kunnen verdelen zijn de vrije vestiging en de vrije verlening van diensten, die elk hun voordelen en nadelen hebben. Hier ziet u een korte voorstelling van deze twee stelsels.

  1. Vrije verlening van diensten

Indien u bij de FSMA (Financial Services and Markets Authority) (België) bent ingeschreven, het CAA (Commissariat aux Assurances) (Luxemburg) of het ’ORIAS (Organisme pour le Registre unique des Intermédiaires en Assurance) (Frankrijk), beschikt u over het Europese paspoort. Om verzekeringsproducten te kunnen verkopen op een andere markt (lidstaat) dan deze waar u gevestigd bent, kunt u ervoor kiezen om in deze andere markt actief te zijn volgens de vrije verlening van diensten.

Voor een Franse tussenpersoon zijn bijvoorbeeld artikel L 515-1 en de volgende van de Franse verzekeringswet van kracht om een uitbreiding van erkenning voor een buitenlandse markt aan te vragen:

  1. Elke verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of elke tussenpersoon voor aanvullende verzekering die in Frankrijk ingeschreven is en die van plan is om voor het eerst een activiteit uit te oefenen op het grondgebied van een andere staat, krachtens het stelsel van vrije verlening van diensten, moet de volgende informatie overmaken aan het organisme dat het register, vermeld in I van artikel L. 512-1 (ORIAS) bijhoudt:

    1° Naam, adres en inschrijvingsnummer;

  •  
  • 2° Lidstaat of lidstaten waar hij/zij zijn/haar activiteit wil uitoefenen;
  •  
  • 3° Onder de categorie van tussenpersonen, deze op basis waarvan hij/zij zijn/haar activiteit wil uitoefenen en, in voorkomend geval, de naam van een eventuele verzekerings- of herverzekeringsmaatschappij die hij/zij vertegenwoordigt;
  •  
  • 4° de betrokken verzekeringstakken, indien van toepassing.

    – Het organisme waar het register, vermeld in artikel L. 512-1 wordt bijgehouden, deelt de informatie vermeld in I binnen een maand na ontvangst mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de activiteit zal worden uitgeoefend. Dit organisme brengt de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of de tussenpersoon voor aanvullende verzekering schriftelijk mee dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat deze informatie heeft ontvangen en dat hij/zij zijn/haar activiteit in deze staat mag starten. In voorkomend geval deelt dit organisme tegelijkertijd aan de tussenpersoon ook mee dat de informatie met betrekking tot de bepalingen van algemeen belang, die van toepassing zijn op de beoogde activiteit in de ontvangende lidstaat door de bevoegde autoriteiten in deze lidstaat worden gepubliceerd, en dat de tussenpersoon deze bepalingen moet respecteren om er zijn/haar activiteiten te kunnen starten.

De Luxemburgse wet met betrekking tot de verzekeringssector en haar artikel 293 en 293-1 en artikel 269 van de Belgische wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, voorzien dezelfde bepalingen:

uittreksel van artikel 269 van de wet van 4 april 2014:

  • 1 Elke in België ingeschreven verzekerings-, nevenverzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die voornemens is voor het eerst op het grondgebied van een andere lidstaat werkzaamheden uit hoofde van het vrij verrichten van diensten uit te oefenen, stelt de FSMA daarvan vooraf in kennis in de vorm en volgens de modaliteiten die zij bepaalt.

De FSMA stelt binnen de maand na de ontvangst ervan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst in kennis van de in het eerste lid bedoelde informatie.
De FSMA stelt, nadat de lidstaat van ontvangst dit bevestigde, de betrokken tussenpersoon er schriftelijk van in kennis dat de lidstaat van ontvangst de informatie heeft ontvangen en dat hij zijn werkzaamheden in de lidstaat van ontvangst kan aanvangen.

De in het eerste lid bedoelde verzekerings-, nevenverzekerings- of herverzekeringstussenpersoon moet, bij de uitoefening van zijn werkzaamheden in de lidstaat van ontvangst de wettelijke en reglementaire bepalingen naleven die in die lidstaat van toepassing zijn op de verzekerings-, nevenverzekerings- en herverzekeringstussenpersonen om redenen van algemeen belang. De FSMA deelt de betrokken tussenpersoon mee waar hij de toepasselijke bepalingen van algemeen belang van de betrokken lidstaat kan terugvinden.
In het register wordt aangegeven in welke lidstaten de tussenpersoon werkzaam is in het kader van de vrijheid van dienstverlening.

2. Vrijheid van vestiging

  1. Het stelsel van vrije vestiging is de vrijheid voor elke erkende speler in een lidstaat om zich in een andere lidstaat van de EU te vestigen. Dit betekent dat een erkende tussenpersoon een permanente aanwezigheid kan vestigen via de oprichting van een bijkantoor of een kantoor (stabiele etablissement) in een andere lidstaat, op voorwaarde dat hij /zij een bijzondere procedure respecteert zoals bedoeld in artikel L. 515-3 van de Franse verzekeringswet, artikel 291 van de Luxemburgse wet met betrekking tot de verzekeringssector en artikel 270 van de Belgische verzekeringswet.

    Dit heeft echter geen betrekking op de oprichting van een dochter (vennootschap) in deze lidstaat, die een bijzondere erkenning moet krijgen van de controleautoriteit van de ontvangende staat, om de activiteiten van de distributie van verzekeringen te kunnen uitvoeren.

    De voorziene procedure is in de 3 landen gelijkaardig en omvat:

    Uittreksel van artikel L. 515-3 van de Franse verzekeringswet:

    1. Elke tussenpersoon voor verzekering of herverzekering of elke tussenpersoon voor aanvullende verzekering die in Frankrijk ingeschreven is en die van plan is om een dochter of een permanente aanwezigheid te vestigen op het grondgebied van een andere staat, krachtens het stelsel van vrije vestiging, licht het organisme dat het register, vermeld in I van artikel L. 512-1 bijhoudt, in en stuurt de volgende informatie naar deze instantie door:

      1° Naam, adres en inschrijvingsnummer;

    • 2° Lidstaat op wiens grondgebied hij/zij van plan is een dochter te vestigen of een permanente aanwezigheid op te richten onder een andere juridische vorm;
    • 3° Onder de categorie van tussenpersonen, deze op basis waarvan hij/zij zijn/haar activiteit wil uitoefenen en, in voorkomend geval, de naam van een eventuele verzekerings- of herverzekeringsmaatschappij die hij/zij vertegenwoordigt;
    • 4° de betrokken verzekeringstakken, indien van toepassing;
    • 5° Het adres in de ontvangende lidstaat, voor alle correspondentie met betrekking tot het overmaken van documenten;
    • 6° De naam van een eventuele persoon die verantwoordelijk is voor het beheer van de dochter of de permanente aanwezigheid.

      – Tenzij het organisme dat het register vermeld in I van artikel L. 512-1 bijhoudt, redenen heeft om te twijfelen aan de geschiktheid van de organisatorische structuur of de financiële toestand van de verzekeringsmakelaar of de bemiddelaar voor herverzekering of aanvullende verzekering voor de beoogde distributieactiviteiten, stuurt het binnen een maand na ontvangst de informatie vermeld in I door naar de bevoegde autoriteit van de ontvangende lidstaat, die daarvan de ontvangst bevestigt. Dit organisme brengt de verzekeringsmakelaar of bemiddelaar voor herverzekering of aanvullende verzekering schriftelijk op de hoogte van het feit dat de bevoegde autoriteit van de ontvangende lidstaat deze informatie heeft ontvangen.

      Binnen een termijn van een mand na ontvangst van deze informatie, ontvangt het organisme dat het register vermeld in artikel L. 512-1 bijhoudt, vanwege de bevoegde autoriteit van de ontvangende lidstaat een bericht met de bepalingen van algemeen belang die in deze staat van toepassing zijn. Dit organisme deelt deze informatie mee aan de tussenpersoon en bevestigt dat hij/zij zijn/haar activiteiten in de ontvangende lidstaat mag starten, op voorwaarde dat hij/zij deze bepalingen respecteert. Indien de verzekeringsmakelaar of tussenpersoon voor herverzekering of aanvullende verzekering op het einde van voormelde termijn geen bericht heeft gekregen van deze informatie, mag hij/zij de dochter oprichten en de uitoefening van zijn/haar activiteiten starten.

      III.- Wanneer het organisme dat het register vermeld in I van artikel L. 512-1 bijhoudt, weigert om de informatie vermeld in I over te maken naar de bevoegde autoriteit van de ontvangende lidstaat, brengt het de verzekeringsmakelaar of bemiddelaar voor herverzekering of aanvullende verzekering binnen een maand na ontvangst van alle in I vermelde informatie op de hoogte van de reden van deze weigering.

  1. Welke procedure dient men te volgen, per stelsel, voordat met in een andere lidstaat met een activiteit start?

De tussenpersoon moet:

Vervolgens doet de controleautoriteit het volgende:

Samengevat:

Het is duidelijk dat de kennisgevingsprocedures voor de twee stelsels gelijkaardig zijn. De uitoefening van de distributie van verzekeringen via het stelsel van vrije verlening van diensten is minder zwaar en minder duur dan een stabiel etablissement in een andere lidstaat, waarvoor een vaste vestiging van een zaak en personeel vereist zijn, maar dat ook een opportuniteit kan zijn om de cliënten een persoonlijkere dienstverlening aan te bieden.

Ongeacht het gekozen stelsel kan de activiteit niet onmiddellijk van start gaan en worden tussenpersonen geadviseerd om:

  1. OneLife hier zo snel mogelijk over in te lichten om pertinente vragen te kunnen stellen
  2. te anticiperen op hun activiteit in het buitenland om de reglementaire administratieve behandelingstermijnen zo kort mogelijk te houden en binnen redelijke termijnen te kunnen reageren op de verzoeken van de cliënten.

U bent een verzekeringstussenpersoon en wenst uw activiteit naar het buitenland uit te breiden? De experts van OneLife staan voor u klaar om u bij deze stappen te begeleiden!

 

Auteur:

 Jean-Nicolas GRANDHAYE – Corporate Counsel at OneLife